De zaaiers en de planters


Afbeelding uit: Keri Smith, The Guerilla Art Kit, Princeton Architectural Press, New York, 2007.

Het begon allemaal met een snuisternamiddag in de stadsbibliotheek, jaren geleden.Ik sloeg een fotoboek open over bosbouw. Ergens in het midden stond een foto van een man die bovenop een heuvel stond. Mijn ogen volgden nieuwsgierig zijn gestrekte arm en wijsvinger, die wezen naar de groene heuvel ernaast, die honderden of misschien wel duizenden bomen huisvestte. Het onderschrift in kleine lettertjes bij de foto luidde ‘Deze man wijst ons de bomen die hij tijdens zijn leven geplant heeft’.
Ik was niet alleen zwaar onder de indruk, ik smólt.

Later stond ik bij mijn schoonmoeder in de keuken en ze vertelde me het verhaal van The man who planted trees, ‘echt een verhaal voor jou’. Ze had gelijk, ik hing aan haar lippen.

Maar verhaaltjes waren één ding; ik ging al gauw zelf aan de slag, zij het kleinschalig. De spoorwegbermen waar ik dagelijks langskwam, werden overladen met zaadjes van Sint-Janskruid, kaasjeskruid, teunisbloem en hun collega’s, en zowaar: het wérkte.
Ik zag het landschap kleurrijker worden, en aantrekkelijker voor vlinders en bijtjes en andere kruipende, vliegende en zoemende wezentjes.

Vervolgens hoorde ik tijdens één van de edities van Eetbaar Brussel een man vertellen dat hij zich bezig hield met de herintroductie van de oerprei… in Brussel.

“Gewoon een kwestie van hier en daar wat knolletjes achter te laten”, beweerde hij.

Minstens even inspirerend vond ik het verhaal van een meisje dat mee ging op boswandeling:

“Mijn vader is zo eens tegengehouden op de baan, door de politie. In de auto achter het stuur, met zijn raam open, en een grote emmer eikels naast zich. Hij verzamelt die altijd in de herfst. En als zijn emmer vol is, dan gaat die mee de auto in.

-Ahum, meneer, wat voor vuiligheid gooit u al de hele tijd uit het raam op de middenberm?

– Euh… vuiligheid? Ik plant bomen, meneer de agent.”

Sommige mensen zullen bij het lezen van het voorgaande eens honend lachen, en bedenken dat er toch wel heel naïeve mensen op deze aarde rondlopen.

Feit is dat al dat groen toch echt wel nodig is. Meer nog: dat groen kan best zonder ons, maar wij redden het niet zonder. De ene mens is daar blijkbaar al wat meer mee bezig dan de ander.

Zo ontstond er in de jaren ’70 zelfs een heuse Guerilla Gardening beweging. Compleet met ‘Seed Bombs’ om daken, terreinen achter omheiningen en moeilijk bereikbare plekken te koloniseren met groen. Het heeft wel iets, vind ik.

Ook The Fruit Tree Planting Foundation geeft duurzaamheid een nieuwe dimensie door het aanplanten van fruitbomen: zuurstof, schaduw, minder bodemerosie en lekkere, voedzame vruchten.

Maar de voor mij meest ontroerende zaadjes moeten wel de tomatenzaadjes geweest zijn die een vriend uit zijn zakken haalde na afloop van de uitvaart van een heel goede vriendin. “Kijk nu eens wat er in mijn zak zit”, zei hij, “tomatenzaadjes”. Meer had ik niet nodig om op dat moment te beseffen dat het leven verder ging, en dat dat goed was.

En ondertussen zaai en plant ik nog altijd… tussen het drukke verkeer, of als de mensen even niet kijken…

… wie doet mee?

Published in: on zaterdag, 29 maart, 2008 at 9:31  Comments (7)  
Tags: , , , , , ,